Vaak wordt gedacht dat het maken van een strip begint met schetsen. Fout! Een stripverhaal begint met tekst. Net iets voor mij dus.
Inmiddels schrijf ik al weer dertien jaar stripscenario’s voor Penny, het tijdschrift voor paardenmeisjes. Het liefst werk ik, net als bij boeken, aan series. Ik ben begonnen met een serie over drie meisjes die zich de RAPPers (Red Alle Paarden en Pony’s) noemen. De Engelse mevrouw die hiermee was gestart, stopte ermee en ik mocht het overnemen.
Nog meer stripverhalen
Het ging goed. Ik vond het leuk om te doen en de redactie van de Penny was tevreden over mijn werk. Daarna heb ik meerdere series zelf bedacht en geschreven: 43 afleveringen over het paardenziekenhuis Horsepital, 27 over circuspony Spetter en 13 over Joy, een veulen dat opgroeit in een kudde in een natuurreservaat. Ook heb ik nog een flink aantal ‘losse’ verhalen bedacht.
Natuurlijk heb ik eerst een leuk idee nodig. In een strip hoort veel te zien te zijn. Er moet van alles gebeuren en liefst nog een beetje snel ook. Die verhalen bedenk ik zelf, of samen met de Penny-redactie.
Beschrijvingen schrijven
Zodra ik weet waar het over zal gaan, beschrijf ik per plaatje wat er gaat gebeuren. Zo’n plaatje wordt een frame genoemd. Het aantal frames staat ongeveer vast. Meestal passen er zes tot acht op een pagina. Sommige tekenaars maken zulke gedetailleerde tekeningen dat ze meer ruimte nodig hebben, dan kunnen er maar vijf of zes op.
Een stripverhaal van 48 frames schrijf ik uit in 48 punten, dit heet het plot. Op de redactie lezen ze het plot om te kijken of het misschien nog beter kan en of ik niks ben vergeten. In deze fase valt er nog makkelijk iets te veranderen.
Daarna komt het echte werk; het schrijven van het script. Per frame schrijf ik precies uit wat er te zien is: wie er in het plaatje staan, wat ze aan het doen zijn, hoe ze dat doen en waar ze zijn. Daaronder zet ik de woorden die in de tekstballonnen moeten komen. Allemaal in het Engels!
In het Engels?
De meeste stripverhalen worden namelijk niet in Nederland getekend. De RAPPers en Horsepital werden getekend in Spanje, op grote vellen die per post naar de redactie werden gestuurd. De zwart-wit-tekeningen werden door iemand anders ingekleurd en weer iemand anders schreef de teksten in de plaatjes.
De striptekenaars van Spetter en Joy werken met de computer. Ze tekenen en kleuren de plaatjes en sturen ze via e-mail op. Dolo Okęcki (Spetter) en Colorada Majox (Joy) wonen allebei in Argentinië en spreken geen Nederlands. Ze kunnen wel geweldig goed tekenen, dus doe ik graag mijn best om hen in het Engels uit te leggen wat ik heb bedacht.
Bij de redactie zorgen ze dat de tekst op zijn plek komt en kijken ze na of alles klopt.
Vanaf het schrijven van het plot, tot de Penny met het stripverhaal van de drukpers rolt, kan er wel een half jaar voorbij zijn gegaan. Maar dan kan ook iedereen die het wil, ervan genieten.
Lenige hersenen
Om een stripscenario te schrijven moet ik heel anders denken dan voor een boek. Dat komt goed uit, want ik hou mijn hersenen graag lenig.
Meer lezen van Nicolle Christiaanse? Bekijk haar pagina >>>